Dilemma Jeugdzorg M&C september 2008

Linksom of Rechtsom, het Dilemma.

Vakmatige zekerheid of professionele twijfel?

De jeugdzorg heeft te maken met vraagstukken waarin de betrokkenheid van meer dan 10 verschillende organisaties en meer dan 20 verschillende professionals niet ongebruikelijk is. Neem een ‘modaal multiprobleem gezin’. Vader is alcoholist. Moeder is psychisch labiel. Van de vijf kinderen zijn er 2 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Die zitten in een jeugdgevangenis omdat er elders geen plaats voor ze is. Moeder is vaak dagen weg. Er is sprake van mishandeling vervuiling en burenoverlast. Bureau Jeugdzorg,  de school, de Politie, de Raad voor de Kinderbescherming, de Gemeente, Bureau Jeugdzorg, de woningcorporatie en de GGD zijn betrokken in dit gezin. Als adviseur ben je gevraagd om de samenwerking tussen hulpverleners te verbeteren . Want daarin gaat van alles mis. Verschillende partijen werken langs elkaar heen. Wat ga je doen als adviseur? Inzetten en laten zien van vakmatige zekerheid  door te laten zien wat er kan worden gedaan?  Of breng je professionele twijfel in, vanuit het idee dat handelen vanuit ambiguïteit en onzekerheid beter is dan doen alsof die oplossing wel voorhanden is?

Reactie van Chris van Wijk:

Vakmatige zekerheid bestaat in deze sector niet. Ik heb dat aan den lijve ondervonden toen ik in de jaren tachtig zelf langdurig in de jeugdzorg werkte. Zekerheid was er niet, regels werkten al lang niet meer. Als hulpverlener moest je structuur bieden vanuit jezelf en een relatie aangaan met de jongeren, was het devies. Concreet betekende dat ook: dealen met alles wat er op ons bord kwam aan agressie, geweld, machteloosheid en apathie. Omgaan met de voortdurende spanning die er heerste.

Kortom: situaties die vragen om daadkracht, reflectie en een lange adem.

Als hulpverlener ben je voortdurend zelf in het geding. Als adviseur in deze sector ben je ook zelf in het geding.

De vraag die gesteld wordt is ‘wat doe je als adviseur?’. ‘Doen’ doet een appel op handelen in de zin van oplossen. Dezelfde vraag wordt al lang gesteld aan organisaties en hulpverleners in de jeugdzorg. Het appel van de maatschappij en de politiek is ‘doe wat en graag snel’.

Versnellen echter zet druk op het systeem, waardoor het zich sluit om in evenwicht te blijven. Zo sluit het gezinssysteem zich door de dreiging van alle problemen en door de dreiging van de buitenwereld (vertegenwoordigd door hulpverleners).

Maar ook het hulpverleningssysteem sluit zich door interne druk (regels en procedures) en externe druk (politiek en maatschappij).

Versnellen geeft geen ruimte voor reflectie en dat is juist hard nodig.

Als adviseur is het dus van belang om -samen met de hulpverleners- te vertragen, om zo de parallellen in de complexiteit te leren zien. Samen de patronen expliciet maken is de eerste stap in een ‘aanpak’. Elkaar leren verstaan in alle dialecten die er bestaan in hulpverlenersland. Vertragen ook al lijkt daar geen tijd voor te zijn. Tijd nemen om elkaars overtuigingen te leren kennen, elkaars verhalen te horen, met elkaar mee te lopen in de praktijk.

Samenwerking tussen hulpverleners vraagt dat ze elkaar opzoeken, contact maken, uit hun eigen wereld kunnen stappen. Zich openstellen in een context waarin ieder geneigd is zich te (af)sluiten. Zodat er hechte werkrelaties ontstaan.

Dat kan alleen als de adviseur zich ook wil verbinden. Vrijblijvendheid werkt niet, op geen enkel niveau. Tegelijkertijd vereist het dat de adviseur blijft zien wat er gebeurt. Het hanteren van deze spanning is onderwerp van eigen reflectie en intervisie.

Alleen zo kan de adviseur de hulpverleners verleiden tot en begeleiden bij reflectie op hun handelen, zowel in hulpverlening als in onderlinge samenwerking.

Vanuit de opgebouwde relaties, het bijbehorende vertrouwen en reflectie kunnen stappen ondernomen worden naar de gezinnen.